De concepten van zelfvertrouwen en zelfbetrouwbaarheid worden vaak met elkaar verward, maar ze verschillen fundamenteel in hun oorsprong en hoe ze zich manifesteren in ons gedrag. Zelfvertrouwen kan worden gezien als een reactie op angst die wordt veroorzaakt door externe factoren, terwijl zelfbetrouwbaarheid ontstaat als een reactie op angst die wordt veroorzaakt door interne factoren.
1. Zelf-onbetrouwbaarheid:
Zelf-onbetrouwbaarheid verwijst naar een interne strijd waarin iemand angst ervaart als een direct gevolg van zijn eigen gedachten en emoties. Deze angst is niet alleen gebaseerd op externe omstandigheden, maar is geworteld in een diepere wantrouwen in het eigen vermogen om adequaat met deze angsten om te gaan. Wanneer iemand bang is voor het gevoel van angst zelf, neigt diegene ernaar om overdreven te vertrouwen op de "vlucht" instinct in een poging om het "bevries" instinct te vermijden. Deze overcompensatie kan leiden tot een verhoogde neiging tot impulsieve besluitvorming, vaak omschreven als "uit de hand lopen."
Deze spiraal ontstaat door de snelle interactie tussen gedachten en emoties, waarbij de één de ander voedt, waardoor het gevoel van urgentie en de impuls om te handelen zonder grondige overweging wordt versterkt. Om deze cyclus te doorbreken, moet men controle krijgen over deze interactie door de impulsieve reacties die gedachten en emoties uitlokken te stoppen. Deze controle wordt bereikt door het "bevries" instinct in te schakelen, waardoor een staat van tonische immobiliteit ontstaat; een moment van stilte en niet-handelen dat voorkomt dat er overhaaste beslissingen worden genomen totdat er een duidelijker perspectief is verkregen.
Om zelf-onbetrouwbaarheid aan te pakken, is het noodzakelijk om opzettelijk tonische immobiliteit in te schakelen, wat inhoudt dat men bevriest op zijn plaats en zich onthoudt van het nemen van beslissingen totdat de impuls om te handelen is afgenomen. Tijdens deze staat zal de persoon waarschijnlijk de angst voor de angst zelf ervaren, maar in plaats van het te vermijden, moet men deze angst volledig laten opkomen. Door de angst te observeren en te accepteren zoals men dat met elke andere emotie zou doen, wordt de persoon geleidelijk ongevoelig voor de sensatie door herhaalde blootstelling. Dit proces bevordert tolerantie en veerkracht, wat leidt tot wat we zelfbetrouwbaarheid kunnen noemen; het vermogen om de angst voor angst onder ogen te zien en te doorstaan zonder erdoor overweldigd te worden.
Uiteindelijk is zelfbetrouwbaarheid de basis waarop echt zelfvertrouwen is gebouwd. Zonder het probleem van zelfonbetrouwbaarheid op te lossen, blijft het nastreven van zelfvertrouwen onbereikbaar. Het overwinnen van de angst voor angst is dus een cruciale stap in het ontwikkelen van een stabiele en duurzame vorm van zelfbetrouwbaarheid.
2. Lafheid:
Aan de andere kant manifesteert een gebrek aan zelfvertrouwen zich als lafheid, wat zich vaak uit door veronderstellingen en gedrag dat lijkt op instincten zoals luiheid en weerstand. Lafheid is niet alleen een afwezigheid van moed, maar een diepere afkeer van het confronteren van de externe triggers van angst. Om deze weerstand en de bijbehorende neigingen tot luiheid te overwinnen, moet men actief zijn aannames en veronderstellingen uitdagen. Dit houdt in dat men situaties benadert met kalmheid en een duidelijk begrip dat zelfbetrouwbaarheid de sleutel is tot het behoud van integriteit bij het omgaan met terugkerende externe angsten.
Door te weten dat hun zelfbetrouwbaarheid hen zal ondersteunen, kunnen individuen handelen met zelfvertrouwen, zelfs in het aangezicht van aanhoudende angst. Deze interne zekerheid stelt hen in staat om voorbij lafheid te gaan en de wereld te benaderen vanuit een positie van kracht en veerkracht. Zelfbetrouwbaarheid is hierin de voorloper van zelfvertrouwen. Het is door het oplossen van interne angsten en het ontwikkelen van zelfbetrouwbaarheid dat men uiteindelijk een kans bied om een zelfverzekerde en moedige benadering van het leven te bereiken.
Samenvatting:
Hoewel zelfvertrouwen en zelfbetrouwbaarheid vaak worden verward, zijn ze verschillend. Zelfvertrouwen komt voort uit hoe we omgaan met externe angsten, terwijl zelfbetrouwbaarheid draait om onze reactie op interne angsten.
1. Zelf-onbetrouwbaarheid:
Zelf-onbetrouwbaarheid ontstaat wanneer iemand zichzelf niet vertrouwt om met angst om te gaan. Dit leidt vaak tot impulsieve beslissingen en een gevoel van "uit de hand lopen”. Om dit te overwinnen, is het belangrijk om stil te staan, de angst te erkennen en er niet direct op te reageren zoals in “Voortdurende interactie tussen emoties en gedachten oplossen”. Door deze aanpak leert men angst te verdragen, wat leidt tot zelfbetrouwbaarheid; het vermogen om kalm te blijven ondanks angst. Zelfbetrouwbaarheid is de basis voor echt zelfvertrouwen. Zonder interne angsten aan te pakken, blijft zelfvertrouwen onbereikbaar.
2. Lafheid:
Gebrek aan zelfvertrouwen uit zich vaak in lafheid, wat lijkt op luiheid of weerstand tegen uitdagingen. Om dit te overwinnen, moet men bestaande aannames loslaten en handelen met de zekerheid dat zelfbetrouwbaarheid hen zal ondersteunen. Door te vertrouwen op hun interne kracht, kunnen mensen moedig en zelfverzekerd het leven tegemoet treden. Kortom, zelfbetrouwbaarheid is de sleutel tot het ontwikkelen van echt zelfvertrouwen.
Copyright © Alle rechten voorbehouden